Rotkreupel

Deze aandoening kenmerkt zich als een ontsteking van de tussenklauwhuid, waarbij ook het hoorn van de klauw aangetast wordt. Het wordt veroorzaakt door 2 bacteriën, namelijk Fusobacterium necrophorum en Dichelobacter nodosus. De eerste is altijd in de omgeving van schapen te vinden en zorgt er onder de juiste omstandigheden voor dat de tussenklauwhuid wordt aangetast. Nu krijgt de D. Nodosus, de eigenlijke rotkreupelbacterie, de kans om aan te grijpen en een ontsteking te veroorzaken. De ontsteking gaat de diepte in en langzaam wordt ook het hoorn van de klauw aangetast en ondermijnd.

Verschijnselen
De verschijnselen van rotkreupel kunnen enorm verschillen. Als de infectie voor het eerst op het bedrijf komt, gaan meerdere dieren uit het koppel ernstig kreupel lopen. Het klauwtje is warm en pijnlijk en de dieren gaan op hun knieën grazen. De tussen- klauwhuid is ernstig ontstoken, vochtig en verspreid een typische geur. De conditie van de dieren neemt af na verloop van tijd.
De infectie kan ook wat chronisch in een koppel worden, waarbij de aandoening bij enkele dieren hardnekkig kan zijn en waarbij nieuwe dieren in een koppel ook besmet raken.
Sommige schapen zijn drager van de rotkreupelbacterie. Zij vertonen zelf geen verschijnselen, maar besmetten wel het land en hun koppelgenoten.

Factoren die van invloed zijn op het ontstaan van rotkreupel en de ernst van de infectie zijn:
Vochtigheid: onder invloed van een vochtige omgeving, vind verweking van de tussenklauwhuid plaats, waardoor de F. necrophorum kan aanslaan.
Temperatuur: bij temperatuur onder de 10 ºC vindt geen vermenigvuldiging van de rotkreupelbacterie D. nodosus plaats.
Klauwverzorging: indien klauwverzorging te wensen overlaat, wordt het aanslaan van de infectie bevorderd.

Behandeling en Preventie
1) Bekap van alle dieren de klauwen, waarbij al het losse hoorn verwijderd moet worden.
2) Behandel de aangetaste klauwen met antibiotica: CTC-spray is hiervoor geregistreerd
3) Merk de dieren die last van rotkreupel hebben en houd deze, indien mogelijk, apart.
4) Breng de dieren naar schoon, droog land. Het liefst land waar minimaal 2 weken geen schapen hebben gelopen.
5) Laat de dieren die niet geïnfecteerd lijken door een voetbad lopen. Gebruik hiervoor een 3-5 % formaline-oplossing met een temperatuur van ongeveer 
15 ºC. Doe dit een aantal keer.
6) Herhaal dit na drie weken. Bekap opnieuw alle dieren en behandel de dieren met CTC-spray.
Belangrijk is dat de behandeling goed en consequent wordt uitgevoerd en voldoende lang wordt volgehouden. Dan is het mogelijk om deze hardnekkige aandoening onder controle te krijgen.

Tevens is het verstandig om uw dieren te vaccineren. Het vaccin werkt zowel preventief als therapeutisch. De dieren krijgen eerst een basisvaccinatie van twee doseringen met 4 weken tussentijd. Daarna kunnen de dieren, afhankelijk van de ernst van de infectie, na 4, 6 of 12 maanden een herhalingsvaccinatie krijgen. Ook hier is het van belang dat alle dieren gevaccineerd worden.